Warme anijsmelk
Met beer onder zijn arm loopt Gijs voorzichtig de trap af. Beneden schijnt er een streepje licht onder de deur, hij hoort opa en oma praten. Hij weet wel dat hij in zijn bedje moet blijven. Maar hij kan écht niet slapen. De kleren op de stoel naast het bed veranderen steeds in een monster. Hij mist mama die heel goed monsters verjagen kan. En papa mist hij ook. En poes. En nu heeft hij ook nog buikpijn. Zachtjes drukt hij de klink omlaag. Verlegen kijkt hij door de kier. Opa kijkt op van zijn boek. “Hee, kleine man, zegt hij verbaasd, ben jij wakker?” Oma zet de tv. uit. “Wat is dat nu? Vraagt ze bezorgd. “Ik kan niet slapen,” mompelt Gijs. “Kom eens effetjes hier jij.” Gijs loopt naar oma en klimt op haar schoot. Ze is zo warm en zacht, hij kruipt lekker tegen oma aan. “Oe! Wat heb jij kouwe pootjes!” Ze wrijft zijn voeten tussen haar handen. “Cor, zet jij eens een pannetje melk op. Ik weet precies wat deze man nodig heeft.” “HA, zegt opa! Bedoel je kaneelkoekjes met warme anijsmelk, wollen sokken, en een verhaaltje? Daarna nog een dikke knuffel, een zacht kusje en een slaapliedje? Dat heb ik ook héél erg nodig. Ik geloof dat ik ook helemáál niet slapen kan.” “Nou, lacht oma, terwijl opa de melk in het pannetje schenkt, zat jij niet te knikkebollen boven je boek? Maar vooruit! Kaneelkoekjes en warme anijsmelk voor ons drietjes.” “En de rest? Vraagt opa gretig, de rest helpt ook heel goed hoor.” “Nou, hup! Dan is het feest, haal jij nu eerst maar eens die sokken voor je kleinzoon, dan let ik op de melk. Oma woelt Gijs door zijn haar. “En nu moet jij me eens vertellen, waarom je niet slapen kan. Gijs vertelt over het monster op de stoel en hoe mama dat altijd wegjaagt. Over papa, de buikpijn en poes. “Dus je bent een beetje bang, je hebt een beetje buikpijn en je mist papa en mama?” Gijs knikt, “en poes.” “En poes, herhaalt oma ernstig. Én je hebt akelig kouwe pootjes. Dan heeft opa gelijk. Daar is alleen een warm verwenfeestje tegenop gewassen. O!” Oma schrikt. “De melk kookt over!” Ze zet Gijs op de grond en sprint naar het fornuis. “Ojee, wat een knoeiboel! Nouja, hadden we maar beter moeten opletten. Zo Gijs, nu moet jij me eens even helpen. Pak jij eens het kleine zeefje uit de bestekla. Gijs opent de la en ziet een kurkentrekker, een kaasschaaf, een pen, twee scharen en..ja! Daar is het zeefje. “Goed, dat is het, zegt oma, leg het maar op deze beker.” Oma schenkt de warme melk uit het pannetje in de beker. In het zeefje blijven een paar bruine stukjes liggen. “Wat is dat?” Vraagt Gijs. “Dat, zegt oma, zijn anijszaadjes. Die zorgen ervoor dat jij dadelijk lekker warm en rustig! [1] wordt van binnen. Het is een echt slaapdrankje. Zo, nou leg het zeefje maar in de beker voor opa, want die vindt dat ook heel erg lekker. En dan is deze voor mij.” Daar komt opa binnen met de sokken. “Nou, dat duurde lang, zegt oma. De anijsmelk is al klaar. Moest je de sokken nog breien?” “Nee, lacht opa, ik ben meteen maar even in de boekenkast gaan kijken voor een mooi boek.” Achter zijn rug haalt hij een dik rood boek tevoorschijn, met gouden letters. “Dit is het voorleesboek van jouw papa. Als hij ging slapen, lazen we altijd een verhaal uit dit boek.” Hij geeft het boek aan Gijs. Het is erg zwaar. Gijs kan het bijna niet tillen. “Ga maar op de bank zitten met oma, dan mogen jullie een verhaal kiezen. Dan neem ik de koekjes en de melk mee. Gijs kiest een verhaal met hele mooie plaatjes en hij luistert hoe opa vertelt over een reus en een kasteel en een grappig klein mannetje. Opa kan heel mooi vertellen. Gijs leunt lekker tegen oma aan. Zijn buikje en zijn voeten zijn inmiddels heerlijk warm. Het is zo fijn, zó fijn daar op de bank, zó knus, dat hij het monster en de heimwee al lang vergeten is. Langzaam worden zijn oogjes zwaar. Als het verhaal uit is, sluit opa het boek met een zachte plof. Gijs slaapt. “Kijk toch eens naar de lekkere ventje hier. Hij slaapt al. Is ie niet om op te vreten?” Fluistert opa. “Had jij niet al genoeg koekjes en melk gehad? Je lijkt die ouwe reus uit het verhaal wel”, lacht oma zachtjes. Opa tilt Gijs op en samen brengen ze hem naar zijn warme bedje. “Wel jammer van dat slaapliedje mompelt opa. Ik ken net zo’n mooie.” “Als je het maar laat, zegt oma, hij slaapt nu zo lekker, dadelijk wordt hij nog wakker.” Maar van het zachte kusje krijgt Gijs er twee. Eén van oma en één van opa.