Driekleurig viooltje-Suze is weg
Gijs en Suze spelen verstoppertje. Gijs is ‘m. Hij zoekt achter de appelboom, onder de tuinbank. Hij kijkt bij de frambozenstruiken en bij de goudsbloemen naast de zandbak. Hij klimt zelfs in de boomhut. Daar heeft hij een goed uitzicht over de tuin. Maar Suze ziet hij nergens. Dan roept hij maar eens. “Suze!” En nog eens heel lang “Suuuuuuuuze! Waar ben je? Kom er maar uit, je hebt gewonnen!” Maar Suze komt niet. Nu vindt Gijs het niet meer leuk. Boos loopt hij naar binnen. Daar staat opa aardappels te schillen. “Wat is er met jou aan de hand?” vraagt hij. Je gezicht lijkt wel een donderwolk.” Gijs ploft op de keukenstoel en zegt boos: “Suze komt niet.” “O, waar is ze dan?” vraagt opa. “Weet ik niet “, mompelt Gijs binnensmonds. “Ergens.” Opa gooit met een klein boogje de laatste aardappel in de pan. Het spettert een beetje. Dan veegt hij zijn handen af aan de handdoek en komt bij Gijs zitten. “Hoezo, ergens? Hadden jullie ruzie?” Gijs schudt zijn hoofd. “Waarom ben je dan zo boos?” “Omdat ze nu lang genoeg verstopt is en ik haar niet kan vinden.” “Mmm, opa denkt na. Weet je wat, ik help je zoeken.” Samen lopen ze maar buiten en samen kijken ze nóg een keer op alle plekjes waar Gijs ook al gekeken had. “En bij de frambozen? Heb je daar al gekeken?” vraagt opa. “Ja allang.” Nu gaat opa ook roepen. Maar hij roept niet haar naam. Hij roept: “Tingelingeling! Hier is de ijsboer! Gratis ijsjes! Wie wil er een ijsje? Kom maar, kom maar, kom maar! Voor de eerste twee kinderen een gratis ijijijijijsje! Wie is het eerste hier? Lekkere Ijijijsjes! En hij staat stil om te luisteren en om zich heen te kijken. Niks. Ze zien niks. Geen enkel blaadje of takje beweegt. Zelfs de vogeltjes zitten stil. “Hmm, mompelt opa. Misschien is ze naar huis gegaan.” Hij stapt over het tuinhekje van de buren, tilt Gijs er ook overheen en loopt met grote stappen door het gras naar de achterdeur. Hij klopt even kort aan en loopt dan naar binnen. “Volluk,” zegt hij. Uit de kamer komt de papa van Suze aanlopen. “Heeft Suze zich hier misschien verstopt?” Vraagt opa. “Wij kunnen haar bij ons nergens vinden. Ze speelden samen verstoppertje maar Suze is er wel heel erg goed in.” “O, zegt de papa van Suze een beetje ongerust. Nee ik heb haar niet gezien. Ik kom jullie helpen. Misschien zit ze in onze tuin.” Gijs rent al voorop. Hij kijkt eerst bij de schommel en dan achter het schuurtje. Maar daar is ze niet. Dan loopt hij naar de struiken langs het tuinhek van opa en oma. Daar had hij laatst de poes zien liggen. Precies op een plekje waar de zon tussen de struiken door scheen. Hij kruipt op zijn knieën door de bladeren en buigt zijn hoofd voor de uitstekende takken. En daar ziet hij ze: Poes én Suze. Ze zitten samen in het zonnetje. Suze met poes op schoot. “Hee Suze, zegt hij zachtjes, waar was je nou? Ik kon je niet vinden.” “Ik was hier, zegt Suze. Bij poes.” “Ben je verdrietig?” vraagt Gijs, want hij ziet een traan op haar gezicht. “Beetje,” zegt Suze. “O, waarom dan? Vraagt Gijs bedremmeld. “Het was stom op school,” roept Suze opeens. “Ik weet alles al! Het is saai!” Gijs weet niet wat hij moet zeggen. Hij vindt het niet saai. Hij had veel plezier gehad en de juf had hem vandaag in de bouwhoek laten spelen. Maar Suze zit al in groep 3. En ze kan al lezen en al schrijven en al rekenen, alles wat Gijs niet kan. Misschien is het ook wel saai. Hij wrijft met zijn handen door het gras, trekt sprietjes uit en laat ze weer vallen. Ineens ziet hij een mooi bloemetje. Het is paars met wit en een beetje geel. Hij kruipt ernaartoe en plukt het af. “Hier voor jou,” zegt hij lief. “O! Daar zijn jullie! Klinkt het opeens. Gelukkig hebben we jullie gevonden. Kom eens gauw uit dat mooie holletje van jullie!” Gijs en Suze piepen naar buiten. Gijs pakt de hand van de papa van Suze en zegt: “Suze is verdrietig.” De papa van Suze gaat op zijn hurken zitten en geeft haar een knuffel. “O, wat is dat dan?” Suze snikt. “Het is saai op school papa. Ik ken alle letters al en tóch moet ik ze schrijven! En de cavia van Tijn is ook nog dood!” Papa houdt Suze een beetje van zich af. En veegt de tranen van haar wangen. “Wat een verdriet. We zullen zometeen naar binnen gaan er samen met mama over praten. Wil je dat?” Suze knikt opgelucht. “En wat heb je hier?” Hij wijst naar een rode plek op haar arm. “Jeuk.” Zegt Suze. Gijs kan er niet tegen dat Suze zo verdrietig is. “Maar ik heb haar een bloemetje gegeven, zegt hij. “Om haar weer op te vrolijken.” Opa schraapt zijn keel, “en dat, lieve Gijs is nou precies het goede bloemetje voor het verdriet van Suze. Dat is een viooltje. Ik denk dat oma daar wel een lekkere limonade voor Suze van zou maken. Het stond zeker in het zonnetje? Gijs knikt. En Suze ook? Suze knikt. “Helemaal goed, zegt opa. Jij mag lekker in het zonnetje gaan staan want jij bent fantastisch, weet je dat? Niet vergeten hoor. En ik kan dan wel geen viooltjeslimonade maken, maar ik heb wél ijsjes! Denk je dat dat zou helpen?”