Goudsbloemen in de zandbak
“Oma!” Roept Gijs. En hij rent naar de open keukendeur. “Oma, kom kijken! Er staat een oranje bloem in de zandbak!” Op de deurmat blijft hij even staan om zijn laarzen uit te schoppen. Op warme plakvoeten loopt hij over keukenvloer. “Oma!” Roept hij nog eens. Daar komt oma aangelopen met een stapel boeken in haar handen. Voorzichtig schuift ze de stapel op de tafel. “Poeh, dat is zwaar.” Ze wrijft even over haar armen. Gijs trekt oma twee keer kort aan de sjaal. Ze heeft altijd een sjaal om, zelfs in de zomer. Echt heel gek vindt hij dat. “Kom eens kijken, oma. Ik heb wat gevonden!”
Trots troont hij oma mee naar buiten. “Kijk eens wat er in de zandbak staat?” Op zijn sokken stapt hij in het warme zand en wijst naar zijn vondst. Hij ploft op zijn knieën bij het oranje bloemetje dat in de zon staat te stralen. “Aha,” zegt oma, “daar staat een vrolijke goudsbloem. Je had zeker allang niet meer in de zandbak gespeeld? Dan heeft hij alle tijd gehad om daar rustig te groeien.” Gijs bekijkt het bloempje nog eens goed. Hij vindt het wel mooi, maar eigenlijk staat het in de weg. Het groeit precies daar waar hij een gat wilde graven. “Zal ik hem plukken? Voor mama?” Vraagt hij slim. Oma luistert niet. Ze bukt en kijkt naar een paar groene blaadjes verderop in de zandbak. “Hee, hier staan er ook een paar.” Gijs komt kijken. Hij ziet alleen maar groene blaadjes en steeltjes. Geen mooie gouden bloempjes. “Dat zijn toch niet dezelfde?” Oma kijkt bedenkelijk, “Jawel, ik denk het wel. Ze zijn alleen nog niet in bloei. Deze ene vrolijkerd hier was een beetje sneller dan zijn vriendjes. Had jij niet van opa een doosje met zaadjes gekregen? Om thuis met papa en mama te zaaien? Weet je nog? In de herfst toen je opa zo goed had geholpen met harken?” Gijs kijkt omlaag. Zijn tenen verdwijnen in het zand. Hij laat ze weer naar boven wiebelen. De zandkorreltjes rollen van zijn voeten omlaag, terug in de zandbak. Hij weet het nog wel. Maar het doosje was hij kwijtgeraakt. Toen hij thuis was, zat het niet meer in zijn zak. “Mmm, zegt oma. Ik denk dat die zaadjes liever hier wilden de groeien dan bij jou thuis. Ze zijn natuurlijk uit het doosje gesprongen, hup in jouw fijne zandbak.” “Ja,” zegt Gijs, blij met de oplossing, “dat denk ik ook.” Oma veegt met haar sjaal over haar voorhoofd. “Pff, wat is het hier warm in de volle zon.” Gijs kijkt naar oma. “Doe de sjaal maar af oma, dat is beter voor je.” Oma lacht, “O, is dat beter voor me, ik ben blij dat jij zo goed op me let. Dat zal ik doen. Maar dan haal ik voor ons allebei een pet en zonnebrandcrème. Jeetje, ik had geen idee van de warmte. En daarna heb ik een plannetje voor de goudsbloemen. Want ik geloof dat ze hier wél een beetje in de weg staan hè?” Gijs knikt.
Als oma terugkomt, heeft ze een dienblad vol met spulletjes vast. En een boek onder haar arm. “Gijs kom eens gauw even helpen. Pak dat boek eens voordat het valt. Toevallig dat ik dat net mee naar beneden nam om aan de tweedehandswinkel te geven. Maar dan kunnen wij er nu nog even samen in lezen.” Gijs rent naar oma toe en pakt het boek onder haar arm uit. “Kijk er maar eens in”, zegt oma, “dan zet ik alle spullen even op de tuintafel in de schaduw. Kom je dan zo meteen wat drinken?” Gijs maakt het boek open en ziet een paar plaatjes van goudsbloemen en heel veel kleine lettertjes. Een beetje saai eigenlijk. Hij slaat het boek dicht en loopt naar oma. Die heeft ondertussen twee glaasje met koel water ingeschonken en smeert net haar gezicht in met zonnebrandcrème. “O ben je daar al,” zegt ze en zet haar lichtblauwe petje op, “kijk eens deze is voor jou.” Ze grijpt een oranje pet van het dienblad en zet hem op zijn hoofd. “Nu ben jij ook een goudsbloem,” lacht ze. “Steek je armen eens uit, dan smeer ik je in. Luister, dít is het goudsbloemenplan. We graven de plantjes dadelijk heel voorzichtig uit en geven ze een nieuw plekje naast de zandbak. Daar staan ze dan ook lekker in het zonnetje en een beetje beschut voor de wind door de zandbakrand. En bovendien is de aarde daar veel beter voor hen. Kun jij de gieter helemaal vullen met de tuinslang? Want ze zullen wel dorst hebben, net als wij.” Dat vindt Gijs een heel leuk werkje en hij rent al naar de schuur om de gieter te pakken. Hij draait het kraantje open en laat het water in het gat stromen. Het gaat er een beetje naast waardoor zijn sokken kletsnat worden. Oma komt lachend aangelopen met zijn glas water in de hand. “Kom lekker mannetje, die sokken doen we uit. Loop maar fijn op je blote voeten. En hier, even wat drinken.”
Als de gieter vol is, dragen ze hem samen naar het bloembed naast de zandbak. Oma haalt voorzichtig de goudsbloemen eruit en Gijs mag met zijn schep een paar gaten graven in de tuin. Daarna tillen ze de gieter samen op en vullen de gaten met water. Samen zetten ze de plantjes voorzichtig in de kleine plasjes en dekken ze de wortels zachtjes toe met de aarde die Gijs uit de gaten had geschept. Er komt allemaal donkerbruine modder rond de plantjes. Gijs steekt er zijn vingers in. Als ze klaar zijn, komt oma kreunend omhoog. “Zo dat hebben we goed gedaan! Nu kunnen we wel even in dat mooie boek kijken als je dat leuk vindt.” Dan ziet ze de zwarte vingers van Gijs en de teleurgestelde blik op zijn gezicht. “Of weet je wat? Ik ga lekker in de tuinstoel zitten met dat boek en jij graaft een supergroot gat in de zandbak. Is dat een beter idee? Gijs lacht blij en springt vrolijk de zandbak in.